De behandeling van traumatisch miltletsel en kwaliteit van leven

logo SPLENIQ

De milt is een van de meest aangedane organen na een ongeval (trauma) door een druk of klap van buitenaf. Maar wat is dan de beste behandelmethode voor een milttrauma? En hoe staat deze behandeling in relatie tot de kwaliteit van leven van traumapatiënten? Dat wordt onderzocht in de SPLENIQ studie.

Sinds juli 2015 is Claudia Raaijmakers bezig om antwoord te krijgen op deze vragen. Claudia is arts in opleiding tot radioloog in het ETZ en arts-onderzoeker/promovendus voor dit project. Promotor en hoofdonderzoeker is prof. dr. Jolanda de Vries (Tilburg University en afdeling Medische Psychologie ETZ) en copromotor is dr. P.N.M. Lohle (interventieradioloog ETZ).

Kwaliteit van leven

Het hoofddoel van het onderzoek is om de kwaliteit van leven van patiënten met miltletsel in kaart te brengen. “Binnen het traumaonderzoeksveld wordt vaak gekeken naar overleving of complicaties na behandelingen, maar nauwelijks naar de kwaliteit van leven. “Terwijl miltletsel voor de ene patiënt een heel andere impact kan hebben dan voor de ander, bijvoorbeeld omdat ze levenslang vaccinaties moeten krijgen of langdurig medicijnen moeten slikken”, legt Claudia uit. 
Als het gaat om behandeling van milttrauma, valt er nog wat te verbeteren volgens de onderzoeker. “Er zijn richtlijnen, maar in de praktijk blijkt dat de toepassing hiervan verschilt per ziekenhuis en zelfs per arts”, aldus Claudia. Het doel van dit onderzoek is dan ook om te komen tot een patiëntgericht protocol.

Cijfers uit de traumaregistratie

De ervaren kwaliteit van leven verschilt naar gelang de behandeling van de patiënt. Miltletsel kan op drie manieren worden behandeld: afwachten (bij ‘milde’ trauma’s), de bloedtoevoer naar de milt afsluiten (emboliseren) of de milt (deels) operatief verwijderen. In dit project wordt onderzocht wat het verschil is in kwaliteit van leven en klinische uitkomsten van de drie behandelingen voor miltletsel. Claudia: “Ook bekijken we de complicaties, bijkomende behandelingen, uiterlijk en functie van de milt (met MRI-scans) en voorspellende factoren voor het mislukken van behandeling.”
Om dat te meten, is gebruik gemaakt van een retrospectieve studie (ETZ 2005-2017) en een prospectieve studie (multicenter 2017-2019). Het retrospectieve deel, waar geput is uit cijfers van de Regionale Traumaregistratie, is inmiddels afgerond. 181 patiënten kregen van 2005 tot 2017 te maken met miltletsel. Daarvan zijn er nog 142 patiënten in leven. Van hen hebben 52 patiënten de vragenlijst ingevuld en is bij 14 patiënten een MRI-scan uitgevoerd om het effect van embolisatie op de milt in beeld te brengen. De resultaten van deze gegevens worden nu geanalyseerd.

Vragenlijsten aan patiënten

In de prospectieve studie worden tot 2019 gegevens verzameld van patiënten in tien ziekenhuizen (zie kader). Alle geïncludeerde patiënten krijgen op verschillende tijdstippen een vragenlijst toegestuurd: één week, één maand en drie, zes en twaalf maanden na behandeling. Hierbij worden gegevens verzameld over kwaliteit van leven en gezondheidsstatus, maar ook klinische gegevens. Patiënten die zijn geëmboliseerd, krijgen daarnaast na een maand en na een jaar een MRI-scan om het uiterlijk en de functie van de milt te bepalen.

Trots op samenwerking

De inclusie van patiënten is momenteel nog in volle gang. Claudia: “Ik ben best trots op de samenwerking met alle deelnemende ziekenhuizen. In elk ziekenhuis is een (interventie)radioloog, (trauma)chirurg en onderzoeksmedewerker betrokken om dit onderzoek tot een succes te maken.”

Deelnemende ziekenhuizen SPLENIQ studie

  • Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis Tilburg
  • Erasmus MC Rotterdam
  • Maasstad Ziekenhuis Rotterdam
  • Albert Schweitzer Ziekenhuis Dordrecht
  • Amphia Ziekenhuis Breda
  • Leids Universitair Medisch Centrum 
  • Medisch Spectrum Twente Enschede
  • Amsterdam UMC locatie VUmc
  • Radboudumc Nijmegen
  • Isala Zwolle
     

Nieuwsbrieven bij het project