Piet Bertens: ziekenhuispatiënt 75 jaar geleden
Piet Bertens lag in 1942 en 1943 drie maanden in het toenmalige St. Elisabethziekenhuis. Zijn dochter Ine Bertens, twintig jaar geestelijk verzorger en pastor in het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis (ETZ), heeft zijn bijzondere verhaal over die tijd opgeschreven. Ze deelt het graag met ons.
Achtergrond
Begin november 1942 werd een jongeman van 21 uit Enschot met spoed opgenomen in het St. Elisabethziekenhuis, aan de Jan van Beverwijckstraat. Het werd een opname van drie maanden, hij liet er bijna het leven en werd bediend. Die jongeman van 75 jaar geleden is de vader van Ine Bertens, al twintig jaar geestelijk verzorger in het ETZ. Haar vader, Piet Bertens, is vorig jaar op 95-jarige leeftijd overleden. Hij heeft vaak over die heftige tijd in het ziekenhuis verteld, tot op hoge leeftijd. Ine maakte er aantekeningen van en schreef zijn verhaal op.
Het verhaal van Piet Bertens
Piet (foto links) had de hele zaterdag op de akker gewerkt. Die avond kwam hij thuis met erge buikpijn. De huisarts die geraadpleegd werd, dacht niet dat het zo ernstig was. Maar heel vroeg op de maandagmorgen moest een van zijn broers naar een kennis die telefoon had, om een dokter te bellen. Piet werd met de ziekenauto naar het St. Elisabethziekenhuis gebracht. Het was 2 november 1942, Allerzielen, een datum die hij altijd zou onthouden.
Piet bleek een geperforeerde blindedarm te hebben en buikvliesontsteking en werd onmiddellijk geopereerd. De wond bleef zes weken open en werd elke dag schoongemaakt. Hij lag op zaal 5, op de achterzaal. Er was een voor- en een achterzaal, met tegenover elkaar twee rijen patiënten.
Het ziekenhuis werd gerund door religieuze zusters, de nonnen, en er waren ook gewone verpleegsters. Het waren leuke vrouwen, dat personeel. De patiënten werden op bed gewassen, ze gingen nooit onder de douche. ’s Morgens vroeg werden de bedden netjes opgemaakt voor het morgengebed, dat door een van de zusters gebeden werd. Zuster van de Zande, die had zo’n mooie stem, vond Piet. Dan kwam de rector (pastor) met de communie, vergezeld door een misdienaar met een belletje, om aandacht te vragen voor dat moment.
"Het was middenin de oorlog. De Duitsers hadden een deel van het ziekenhuis bezet."
Piets familie en zijn vriendin fietsten trouw naar het ziekenhuis. Twee keer per dag was het bezoekuur. Er werd gewerkt met bezoekerskaarten, die de bezoekers aan elkaar doorgaven.
Het was midden in de oorlog. Een medepatiënt was een man uit Riel die op een mijn getrapt was. De Duitsers hadden een deel van het ziekenhuis bezet. Hun laarzen veroorzaakten putjes in het zeil op de vloer.
In de derde week brak er roodvonk uit op de zaal. Piet werd verhuisd naar de zogenoemde 'besmettelijke afdeling', in enkele barakken in de tuin van het ziekenhuis. Lange tijd lag hij alleen, maar ook een tijdje met een jongetje van anderhalf jaar. Bezoek mocht niet binnenkomen, maar verscheen buiten aan het raam. Ook de moeder van dat kind!

Het interieur van het oude St. Elisabethziekenhuis
Op de besmettelijke afdeling verbleef ook dokter De Grood. Hij was een jonge arts, enkele jaren ouder dan Piet. Een van de hoofdzusters zei over hem: "Die zal het nog ver brengen". Ze zou gelijk krijgen. Dokter De Grood was in 1937 de allereerste co-assistent in het St. Elisabethziekenhuis en later werd hij er opgeleid tot chirurg. Na de oorlog specialiseerde hij zich tot neurochirurg in het Amsterdamse Wilhelminagasthuis en in 1951 kwam hij terug naar Tilburg. Hij stond aan de wieg van het neurochirurgisch centrum.
"'s Avonds luisterden de artsen op de afdeling naar de illegale radio."
Dokter De Grood kwam Piet vaak opzoeken en bracht boeken voor hem mee, zodat hij wat te lezen had. ’s Avonds kwamen de artsen – de witjassen – naar de afdeling om te luisteren naar de illegale radio, radio Oranje. Dat kon omdat de Duitsers wegbleven van de besmettelijke afdeling.

Het poortgebouw van het oude St. Elisabethziekenhuis
In de vijfde week op die afdeling kwam dokter van Buchem langs bij Piet, in die jaren geneesheer-directeur van het ziekenhuis en internist. Hij constateerde dat Piet grote amandelen had en stelde voor om die er maar uit te halen. Dat werd meteen geregeld. De ingreep vond kort voor Nieuwjaar plaats, door dokter van Iersel, KNO-arts.
"De boodschap was duidelijk: 'Dan zal ik wel bediend moeten worden'."
Helaas ontstond er een infectie, Piet kreeg halswervelontsteking en werd heel erg ziek, met hoge koorts. Hij belandde in een kritieke situatie. Zuster Johanna zei tegen hem: “Piet, er zal wat moeten gebeuren! Als ge niet drinkt, dan moet de rector komen.” De boodschap was duidelijk: “Dan zal ik wel bediend moeten worden”, zei Piet.
Dat gebeurde inderdaad, op 1 januari 1943, door rector Klaassen. Toen hij zo ziek was, kwam dokter de Grood ook langs. Piet voelde zich zo hopeloos en zei: "dokter, ik ga dood". Waarop de dokter zei: “Nee, jij gaat niet dood”, en Piet bij zichzelf dacht: "dat kan ie gerust zeggen". Maar na enkele dagen werd hij ’s morgens wakker en voelde hij: ‘het is omgeslagen’, de koorts was weg.

Het oude St. Elisabethziekenhuis vanuit de tuin gezien
Tot zijn ontslag uit het ziekenhuis bleef Piet op de besmettelijke afdeling. Na drie maanden, op 2 februari 1943, mocht hij naar huis. Zijn hoofd stond een beetje scheef, fysiotherapie bestond nog niet.
Zijn nek bleef altijd een zwakke plek, maar méér nog stond dit gebeuren in zijn ziel gegrift ...

Piet Bertens op zijn 95e verjaardag met achterkleinkind Carice
Bedankt Ine Bertens voor het delen dit prachtige verhaal, de foto's en de scans van ansichtkaarten van het oude ziekenhuis!