‘Direct ingrijpen bij hartritmestoornis niet altijd nodig’

22 maart 2019

Het is niet altijd nodig om direct in te grijpen bij patiënten die zich met een hartritmestoornis op de Spoedeisende Hulp melden, stelt prof. dr. Jos Widdershoven. “Uit onderzoek blijkt dat tot 48 uur wachten net zo veilig en doeltreffend is.”

De ETZ-cardioloog heeft meegewerkt aan een grote Nederlandse studie die onlangs in het wetenschappelijk tijdschrift The New England Journal of Medicine is gepubliceerd.

Foto van dr. Widdershoven

Jaarlijks behandelt het ETZ circa 4.000 patiënten met boezemfibrilleren, een veel voorkomende hartritmestoornis. Bij deze patiënten is de hartslag te hoog en onregelmatig. Dit is niet levensbedreigend, maar behandeling is soms wel nodig om schade aan het hart te voorkomen. 

Widdershoven: “Volgens de gangbare richtlijn krijgen patiënten medicijnen via een infuus en/of een elektrische shock onder narcose. Dit is echter niet zonder risico. Het onderzoek leert ons nu dat bij ongeveer 70 procent van de patiënten de klachten spontaan binnen 48 uur verdwijnen als we niets doen. Als de klachten toch aanhouden, kunnen we alsnog ingrijpen”.

Niet direct behandelen biedt een aantal voordelen. “Het is allereerst minder stressvol en ingrijpend voor de patiënt. Die leert immers dat een hartritmestoornis vanzelf over gaat. En dat het niet nodig is om een ambulance te bellen. Daardoor profiteert ook het ziekenhuis omdat minder patiënten een beroep doen op de Spoedeisende Hulp”, aldus de cardioloog.

De cardiologen van het ETZ gaan de uitkomsten van de studie al stapje voor stapje toepassen. “Want we zijn er van overtuigd dat dit de nieuwe richtlijn gaat worden”, is de stellige overtuiging van Widdershoven. Samen met de andere ETZ-cardiologen en prof. dr Nina Kupper van Tilburg University is hij nu bezig met de analyse van een deelonderzoek, waarbij wordt ingezoomd op de psychosociale factoren stress en angst bij patiënten. Deze resultaten worden later gepubliceerd.

Tweede studie

Ook een andere cardioloog heeft als hoofdonderzoeker in het ETZ een belangrijke bijdrage geleverd aan een studie die eveneens gelijktijdig in The New England Journal of Medicine is geplaatst. Interventiecardioloog dr. Magro heeft samen met een groot aantal andere Nederlandse ziekenhuizen onderzocht of hartpatiënten die buiten het ziekenhuis zijn gereanimeerd, acuut gekatheteriseerd moeten worden. Dat is de huidige richtlijn. Uitkomst van het onderzoek is dat na een succesvolle reanimatie het niet direct nodig is de kransslagaderen rond het hart te onderzoeken via een katheterisatie, als er geen sprake is van een hartinfarct. 

Foto van dr. Magro

Zo’n infarct kan via een hartfilmpje (ECG) worden aangetoond. Magro: “Als er wel sprake is van een infarct moet het bloedvat uiteraard wel via een katheterisatie en een dotterbehandeling worden opengemaakt. In andere gevallen hoeven we niet halsoverkop te katheteriseren. We kunnen dan rustig met verder onderzoek afwachten, tot de patiënt weer wakker en neurologisch hersteld is van de reanimatie. Dit voorkomt onnodige stress, bij zowel de patiënt en zijn naasten als de zorgverleners. 

Klik hier voor het onderzoek waar prof. dr. Widdershoven aan heeft meegewerkt.

Klik hier voor het onderzoek waar dr. Magro aan heeft meegewerkt.