Pijnstilling tijdens en ná de operatie

Op de operatiekamers zijn een aantal vormen van pijnstilling mogelijk. De anesthesioloog bepaalt samen met u welke vorm voor u het meest geschikt is en zal dit plan op maat uitvoeren. 

Anesthesie is van oudsher gebaseerd op slapen en pijnstilling. Deze pijnstilling wordt rondom de operatie voornamelijk toegediend via het infuus. De pijnstillende medicijnen, voornamelijk morfine-achtige middelen, worden dan door het bloed getransporteerd naar de organen waar ze effect hebben (hersenen en ruggenmerg).

Hier zorgen zij ervoor dat de pijnsignalen die binnenkomen worden onderdrukt. Tijdens de operatie bepaalt de anesthesioloog aan de hand van de operatie, uw gezondheidstoestand en uw lichaamsreacties (bloeddruk en hartslag) hoeveel pijnstilling u nodig heeft.

Hoewel de anesthesioloog altijd probeert om u pijnvrij wakker te maken is op voorhand echter nooit helemaal precies in te schatten hoeveel pijn u zult beleven en hoe u reageert op de toegediende pijnstilling. De anesthesioloog probeert een balans te vinden tussen voldoende pijnstilling en voldoende wakker worden. 

Bijwerkingen

Naast de primaire pijnstillende werking hebben de meeste krachtige pijnstillers die de anesthesioloog rondom de operatie gebruikt echter ook bijwerkingen. Deze bijwerkingen kunnen onwenselijk zijn. Voorbeelden van bijwerkingen zijn: misselijkheid, sufheid, remming op de ademhaling en hoesten. 

Voor een groot deel van de operaties kunnen we deze bijwerkingen omzeilen door (ook) een plaatselijke verdoving toe te passen.