Wat is diabetes?

Diabetes (suikerziekte) is een stofwisselingsziekte met te veel glucose in het bloed. Omdat glucose een vorm van suiker is, werd diabetes mellitus vroeger suikerziekte genoemd. Het hormoon insuline speelt een sleutelrol bij het op peil houden van de hoeveelheid glucose in het bloed. Insuline wordt in de alvleesklier gemaakt en zorgt ervoor dat glucose in de weefsels opgenomen wordt.

De alvleesklierDe alvleesklier (of pancreas) ligt achter de maag. Insuline wordt gemaakt in de eilandjes van Langerhans, waarvan er een miljoen verspreid door de alvleesklier liggen. Diabetes mellitus wordt veroorzaakt door een tekort of afwezigheid aan insuline, al dan niet in combinatie met verminderde gevoeligheid voor insuline. In alle situaties stijgt daardoor het glucosegehalte in het bloed. Langdurig verhoogde glucose is schadelijk voor het lichaam, en kan uiteindelijk leiden tot ernstige complicaties, zoals hart- en vaatziekten (hartinfarct, herseninfarct), aantasting van de zenuwen, ogen en/of nieren. Een goede diabetes- of glucoseregulatie (met zo normaal mogelijke glucosewaarden) maakt de kans hierop veel kleiner.

Diabetes mellitus wordt voornamelijk ingedeeld in twee vormen: diabetes mellitus type 1 en diabetes mellitus type 2.
Er zijn ook meer zeldzame vormen zoals diabetes mellitus als gevolg van ziektes, zoals alvleesklierontsteking, en bijzondere erfelijke vormen als MODY (Maturity Onset Diabetes of the Young).
Daarnaast kan diabetes tijdelijk ontstaan tijdens de zwangerschap, diabetes gravidarum.

Diabetes type 1

Bij type 1 diabetes is de insulineproductie kapot. Dat komt door een fout in het afweersysteem. Om onbekende redenen vallen cellen van het afweersysteem de bètacellen in de alvleesklier aan en beschadigen die. Het lichaam maakt dan onvoldoende insuline aan. Dit tekort aan insuline geeft de typische symptomen van diabetes: veel plassen en veel drinken, afvallen en verlies van energie. In het bloed worden verhoogde bloedsuikerwaarden gemeten.

Iedereen kan type 1 diabetes krijgen. Vaak begint de ziekte al op jonge leeftijd. Een minder gezonde leefstijl – zoals bij type 2 diabetes – heeft hier niets mee te maken! Type 1 diabetes komt veel minder vaak voor dan type 2. Naar schatting hebben 100.000 mensen in Nederland type 1 diabetes. Daarvan zijn naar schatting 6.000 kinderen.

Bij type 1 diabetes is iemand insulineafhankelijk. De arts en diabetesverpleegkundige maken samen met jou een schema van de gemiddelde hoeveelheid en soort insuline die je bij elke maaltijd en voor het slapen nodig hebt. Er zijn meerdere soorten insuline; langwerkende insuline en kortwerkende insuline. Kort werkende insuline wordt bij de maaltijden gespoten en zorgt ervoor dat de koolhydraten uit de maaltijd in het lichaam kunnen worden verwerkt. Lang werkende insuline wordt eenmaal daags gespoten, meestal voor het slapen gaan. De langwerkende insuline werkt ongeveer 24 uur en geeft als het ware een bodem aan insuline. Het lichaam heeft immers 24 uur per dag insuline nodig, dus ook buiten de maaltijden om en ’s nachts. Toediening van insuline kan op twee manieren: via een insulinepen of met een insulinepomp.

Diabetes type 2

Bij diabetes type 2 reageert het lichaam niet meer goed op insuline. Dat is het hormoon dat de bloedsuikerspiegel regelt. De insuline is als het ware onzichtbaar, en kan zijn werk niet doen. Daardoor blijft er te veel suiker in het bloed zitten. Eerst maakt het lichaam extra insuline aan, maar na verloop van tijd steeds minder.

Oorzaken van diabetes type 2
We weten dat onderstaande de kans op diabetes type 2 vergroot:

  • weinig lichaamsbeweging
  • overgewicht
  • ongezond eten
  • roken
  • ouder worden
  • erfelijkheid

Maar bij een deel van de mensen met diabetes type 2 zijn de oorzaken nog onduidelijk. Daarom steunt het Diabetes Fonds veel onderzoek zodat we diabetes type 2 beter begrijpen.
De meeste mensen met diabetes type 2 zijn onder behandeling van de huisarts, maar ook de diabetesverpleegkundige kan samen met een internist het behandelplan samen met jou bepalen. De behandeling bestaat uit gezond eten, veel bewegen en vaak ook medicijnen voor de diabetes. Soms is het ook nodig om insuline spuiten.\

Zwangerschapsdiabetes (Diabetes Gravidarum)

Zwangerschapsdiabetes is een tijdelijke diabetes, die meteen overgaat na de bevalling. Het medische woord voor zwangerschapsdiabetes is diabetes gravidarum.

Als je zwanger bent, maakt je lichaam andere hormonen aan. Die hormonen zorgen ervoor dat het lichaam tijdelijk minder goed reageert op insuline, het hormoon dat de bloedsuiker regelt. Tijdens een normale zwangerschap maakt het lichaam extra insuline aan om de bloedsuiker goed te houden. Bij zwangerschapsdiabetes gebeurt dat niet (genoeg). Daardoor blijft er te veel suiker in het bloed zitten.
Baby’s van moeders met zwangerschapsdiabetes zijn vaak groot bij de geboorte, waardoor de bevalling moeilijker of zelfs gecompliceerd verloopt. Ook de baby kan blessures oplopen. Later hebben zowel het kind als de moeder meer risico op diabetes type 2.

Je loopt meer risico op zwangerschapdiabetes als:

  • je al eerder zwangerschapsdiabetes hebt gehad
  • je eerder een baby kreeg van meer dan 4500 gram
  • je veel te zwaar bent (BMI 30 of meer), al voor de zwangerschap
  • je een miskraam hebt gehad
  • je vader, moeder, broer of zus hebt met diabetes type 2
  • je van Hindoestaanse, Marokkaanse of Turkse afkomst bent
  • je cholesterol of bloedsuiker te hoog zijn

Vrouwen met zwangerschapsdiabetes krijgen meestal het advies om de koolhydraten die ze eten meer over de dag te verdelen en suikerrijke producten te laten staan. Als de bloedsuikerspiegel toch te hoog blijft, moet je tijdelijk insuline spuiten. Na de bevalling verdwijnt de zwangerschapsdiabetes meestal binnen een dag.

Diabetes en zwangerschap in het ETZ

De verloskundige of gynaecoloog heeft je doorgestuurd naar de diabetesverpleegkundige, omdat de OGTT (Orale Glucose Tolerantie Test) een verhoogde glucosewaarde liet zien.
Je krijgt van ons een QR-code. Daarmee kun je zelf een film bekijken die meer informatie geeft over zwangerschap en diabetes. 
We vragen je om wekelijks - via MijnETZ - je glucosewaarden door te geven.
Daarnaast kom je ten minste één keer bij de diabetesverpleegkundige. Bij vragen of problemen kan een afspraak ingepland worden bij de diëtist.